注册 登录
荷乐网 返回首页

goedgoed的个人空间 https://www.gogodutch.com/?66498 [收藏] [复制] [分享] [RSS]

日志

No2

已有 393 次阅读2010-4-23 13:49

Toets hoofdstuk 6 bij Bagage – 4/5

35 Kinderen die lastig zijn krijgen meestal lichamelijke straf.

o waar

o niet waar

36 Jongeren kiezen hun eigen partner.

o waar

o niet waar

37 Bij wie kan je hulp vragen bij opvoedingsproblemen?

o bij Bureau Slachtofferhulp

o bij Bureau Jeugdzorg

o bij het Juridisch Loket

38 Wat moet je doen bij kindermishandeling?

o melden bij meldpunt kindermishandeling

o melden bij ‘Blijf van mijn lijf’

o melden bij de school van het kind

39 Is een cursus volgen bij het inburgeren verplicht?

o nee

o ja

40 Is het inburgeringsexamen bij het inburgeren verplicht?

o nee

o ja

Toets hoofdstuk 6 bij Bagage – 5/5

Toets hoofdstuk 7 Werken

(32 vragen of meer goed = 80% = voldoende)

Zoek het beste antwoord en kruis aan.

1 In Nederland zijn 2 grote groepen werklozen. Het zijn:

o vrouwen en jongeren

o jongeren en allochtonen

o allochtonen en vrouwen

2 Je hebt een uitkering en je zoekt werk. Wat is verplicht?

o inschrijven bij de gemeente

o inschrijven bij het CWI

o inschrijven bij een uitzendbureau

3 Wat doet een re-integratiebedrijf?

o helpt bij het zoeken naar werk

o helpt bij het zoeken naar een goede opleiding

o helpt bij het aanvragen van de uitkering

4 Wat doet een uitzendbureau?

o verzamelt vacatures en zoekt daarbij werknemers (meestal tijdelijk werk)

o heeft altijd vacatures. Je kunt er altijd aan het werk

o geeft cursussen

5 Wat doet het CWI?

o helpt bij het zoeken naar werk

o helpt bij het zoeken naar een goede opleiding

o helpt bij het zoeken naar werk en het aanvragen van de uitkering

6 Harde functie-eisen zijn:

o een diploma, werkervaring, motivatie

o een diploma, werkervaring, leeftijd

o een diploma, werkervaring, zelfstandigheid

7 Zachte functie-eisen zijn:

o sociaal vaardig, werkervaring, motivatie

o sociaal vaardig, taalniveau, flexibel

o sociaal vaardig, zelfstandigheid, motivatie

Toets hoofdstuk 7 bij Bagage – 1/5

8 De meeste Nederlanders werken graag aan de lopende band.

o waar

o niet waar

9 De meeste Nederlanders vinden een goede werksfeer heel belangrijk.

o waar

o niet waar

10 In Nederland zijn diploma’s erg belangrijk voor het vinden van werk.

o waar

o niet waar

11 Een diploma uit je land van herkomst:

o is niets waard

o kan je laten waarderen

o is gelijk aan een Nederlands diploma

12 Vrijwilligerswerk betekent:

o werken met een uitkering

o betaald werken

o werken zonder salaris

13 Wat heb je nodig als je wilt werken?

o een identificatiebewijs en een burgerservicenummer (BSN)

o een identificatiebewijs en een curriculum vitae (cv)

o een burgerservicenummer (BSN) en een curriculum vitae (cv)

14 Wat betekent een arbeidscontract voor bepaalde tijd?

o een vast contract

o een tijdelijk contract

o een contract voor parttime werk

15 De werkgever (de baas) moet het minimumloon of meer betalen.

o waar

o niet waar

16 De werkgever (de baas) moet reiskosten betalen.

o waar

o niet waar

Toets hoofdstuk 7 bij Bagage – 2/5

17 De werknemer moet bij ziekte doorwerken.

o waar

o niet waar

18 De werknemer moet op tijd komen.

o waar

o niet waar

19 Wat betekent brutosalaris?

o het salaris met premies en loonbelasting

o het salaris zonder premies en loonbelasting

20 Waarom is het belangrijk de jaaropgave goed te bewaren?

o dan kan je niet vergeten wat je hebt verdiend

o die heb je nodig voor de belastingaangifte

o daar kan je werkgever later naar vragen

21 Wat betekent lastenverdeling?

o iemand met een hoog inkomen betaalt meer belasting

o iemand met een laag inkomen betaalt meer belasting

o iedereen betaalt evenveel belasting

22 Je hebt betaald werk. Je bent ziek. Wat doe je?

o ik bel de dokter en maak een afspraak

o ik meld me ziek bij mijn baas en ga als ik beter ben weer aan het werk

o ik meld me ziek bij mijn baas en als ik beter ben meld ik dit ook

23 Wat doet de bedrijfsarts (arbo-arts)?

o hij onderzoekt je en maakt een re-integratieplan

o hij onderzoekt je en geeft je medicijnen

o hij onderzoekt je en geeft je een uitkering

24 Wanneer kom je in aanmerking voor een WIA-uitkering?

o als je langer dan twee weken ziek bent

o als je langer dan twee maanden ziek bent

o als je langer dan twee jaar ziek bent

25 Wat betekent beroepscultuur?

o dat er een goede werksfeer is

o hoe collega’s met elkaar omgaan

o dat er gediscrimineerd wordt

Toets hoofdstuk 7 bij Bagage – 3/5

26 In Nederland wordt niet gediscrimineerd.

o waar

o niet waar

27 In Nederland heb je recht op medezeggenschap.

o waar

o niet waar

28 Een functioneringsgesprek is een gesprek met je baas over jouw werk.

o waar

o niet waar

29 De baas is verplicht om een functioneringsgesprek met je te voeren.

o waar

o niet waar

30 Een cao is hetzelfde als een vakbond.

o waar

o niet waar

31 Wat doet een vakbond?

o een vakbond helpt bij het zoeken naar werk

o een vakbond helpt bij problemen op het werk

o een vakbond helpt de overheid aan werk

32 Wat zijn de voordelen van een eigen bedrijf?

o je bent eigen baas en kan zelf dingen bepalen

o je werkt hard en doet zelf de boekhouding

o je maakt veel winst

33 Wat doet de Kamer van Koophandel?

o registreert alle bedrijven in Nederland

o zorgt voor de nodige vergunningen

o zorgt voor een goede financiering

34 Je bent werkloos geworden en wilt graag een uitkering. Je moet zo snel mogelijk naar

het CWI.

o waar

o niet waar

Toets hoofdstuk 7 bij Bagage – 4/5

35 Je bent werkloos geworden. Het UWV beoordeelt of je een WW-uitkering krijgt

(Uitvoeringsinstituut Werknemer Verzekeringen).

o waar

o niet waar

36 Je hebt 4 jaar gewerkt. Je hebt recht op 4 maanden WW.

o waar

o niet waar

37 Na 4 jaar werken ben je werkloos. Je partner heeft een salaris.

Je hebt nu geen recht op WW.

o waar

o niet waar

38 Kees is 66 jaar. Hij is 30 jaar timmerman geweest. Nu heeft hij geen werk. Hij is getrouwd

en heeft een zoon van 42 jaar. Welke uitkering krijgt hij?

o WW

o AOW

o WIA

39 Maria is 42 jaar. Ze is gescheiden en ze heeft twee kinderen van 14 en 12 jaar. Ze heeft

betaald werk. Welke uitkering krijgt zij?

o WW

o AKW

o bijstand

40 Jan is 35 jaar. Hij is 3 jaar geleden voor een deel afgekeurd. Hij werkt nog 8 uur per

week. Welke uitkering krijgt hij?

o WW

o Ziektewet

o WIA

Toets hoofdstuk 7 bij Bagage – 5/5

Toets hoofdstuk 8 De geschiedenis van Nederland

(21 vragen of meer goed = 80% = voldoende)

Zoek het beste antwoord en kruis aan.

1 De koning van Spanje is:

o katholiek

o protestant

2 De oorlog met Spanje duurde:

o 5 jaar

o 45 jaar

o 80 jaar

3 Wie is Willem van Oranje?

o de leider van de opstand tegen Philips II

o de leider van de opstand tegen de edelen

o de leider van de Tachtigjarige Oorlog

4 Koningin Beatrix en prins Willem Alexander stammen af van Willem van Oranje Nassau.

o waar

o niet waar

5 Het Wilhelmus is het volkslied van Nederland.

o waar

o niet waar

6 Waarom heet de 17de eeuw ook wel de gouden eeuw?

o er is in deze eeuw goud gevonden

o Nederlanders haalden goud uit hun koloniën

o er is in deze eeuw veel geld verdiend

7 Wat is de VOC?

o een beroemd schip uit de gouden eeuw

o een vereniging van kleine scheepvaartbedrijven

o een vereniging voor slavenhandel

Toets hoofdstuk 8 bij Bagage – 1/4

8 Wat deden de rijke mensen in de gouden eeuw?

o zij bouwden veel pakhuizen. En kochten veel dure en bijzondere dingen

o zij bouwden scholen voor iedereen

o zij lieten een foto of schilderij van zichzelf maken

9 Hoe heet het beroemdste schilderij van Rembrandt van Rijn?

o mooi Amsterdam

o de Nachtwacht

o het Melkmeisje

10 Nederland heeft veel slaven verhandeld via Curaçao.

o waar

o niet waar

11 Napoleon heeft veel veranderd. Door Napoleon:

o mag iedereen meedoen met de verkiezingen

o krijgt iedereen een achternaam

o leert iedereen de Franse taal

12 Wat gebeurt er tijdens de industriële revolutie?

o er komen steeds meer uitvindingen en de goederen worden goedkoper

o arbeiders worden steeds rijker

o er komt openbaar vervoer

13 Hoe is de situatie van de arbeiders in de 19de eeuw?

o ze moeten lang werken, maar krijgen wel genoeg geld

o ze moeten lang werken en hebben een laag loon

o ze zijn blij met het werk en laten hun kinderen daarom ook werken

14 Waar gaat de eerste sociale wet over?

o leerplicht voor kinderen

o meer geld voor de arbeiders

o afschaffen van de kinderarbeid

15 Hoe kwam Hitler aan de macht?

o door een revolutie in Duitsland

o er is veel armoede in Europa. In Duitsland kiest men voor een sterke leider

o hij had veel economische macht

Toets hoofdstuk 8 bij Bagage – 2/4

16 Wanneer begint de Tweede Wereldoorlog in Nederland?

o 1935

o 1940

o 1945

17 Er zijn veel Joden in de Tweede Wereldoorlog vermoord.

o waar

o niet waar

18 Op welke dag werd Nederland bevrijd?

o 4 mei

o 5 mei

o 8 mei

19 Hoe is Anne Frank bekend geworden?

o zij schreef gedichten in de oorlog. De gedichten zijn later in een boek uitgegeven

o zij is vermoord in een concentratiekamp

o zij schreef een dagboek tijdens de oorlog. Het boek is later uitgegeven

20 Wat is het gevolg van de watersnoodramp in 1953?

o men heeft het Deltaplan ontwikkeld

o men heeft meer duinen aangelegd

o men heeft de afsluitdijk gemaakt

21 Waarom is de EU in 1957 opgericht?

o om de euro in te voeren

o om economisch sterker te zijn

o om de veiligheid

22 Wat willen de jongeren in de jaren ’60?

o meebeslissen, meer democratie

o meer seks en drugs

o protesteren tegen oude waarden en normen

23 Sinds de jaren ’60 en ’70 is de sociale wetgeving sterk uitgebreid.

o waar

o niet waar

Toets hoofdstuk 8 bij Bagage – 3/4

24 Wat betekent ontkerkelijking?

o er komen steeds meer andere religies

o steeds meer mensen willen niet meer bij een kerk horen

o er komen steeds minder kerken

25 Rond 1960 en 1970 komt de vrouwenemancipatie op.

o vrouwen willen betaald werk

o vrouwen willen sneller kunnen scheiden

o vrouwen willen beslissen over hun eigen leven

26 Wat betekent vergrijzing?

o er komen steeds meer oude mensen

o mensen worden steeds eerder grijs

o mensen worden steeds ouder

Toets hoofdstuk 8 bij Bagage – 4/4

Toets hoofdstuk 9 Normen en waarden

(38 vragen of meer goed = 80% = voldoende)

Zoek het beste antwoord en kruis aan.

1 Nederlanders vinden ‘genieten van het leven’ een van de belangrijkste waarden.

o waar

o niet waar

2 Nederlanders hebben veel aandacht voor de opvoeding van kinderen.

o waar

o niet waar

3 Men vindt spelen belangrijk. Een kind leert veel van spelen.

o waar

o niet waar

4 Ouders moeten meehelpen op school.

o waar

o niet waar

5 Kleine kinderen gaan naar bed als zij moe zijn.

o waar

o niet waar

6 Familierelaties zijn voor de meeste Nederlanders belangrijker dan vrienden.

o waar

o niet waar

7 Je kunt zelf kiezen hoe je wilt wonen: alleenstaand, samenwonend, getrouwd, met kinderen,

zonder kinderen, in een woongroep, enzovoort.

o waar

o niet waar

8 Ouders kiezen samen met hun kind een goede partner voor hem/haar.

o waar

o niet waar

Toets hoofdstuk 9 bij Bagage – 1/6

9 Nederlanders vinden je betrouwbaar als je op tijd komt.

o waar

o niet waar

10 In Nederland worden veel afspraken gemaakt. Dit gebeurt alleen bij officiële instellingen.

o waar

o niet waar

11 Mensen raken geïrriteerd als anderen niet op tijd komen.

o waar

o niet waar

12 Nederlanders vinden het prettig als je ‘ja’ zegt uit beleefdheid.

o waar

o niet waar

13 De meeste ouders willen dat je hun kinderen corrigeert als ze iets fout doen.

o waar

o niet waar

14 Wie veel geld verdient in Nederland, deelt dit met zijn armere broers en zussen.

o waar

o niet waar

15 De meeste Nederlanders willen zekerheid, geen risico.

o waar

o niet waar

16 Het is belangrijk om afspraken te maken en je aan afspraken te houden.

o waar

o niet waar

17 Een werknemer kan niet zelf om bijscholing of promotie vragen. Dat is onbeleefd.

o waar

o niet waar

18 Nederlanders stellen veel vragen omdat ze op die manier contact maken.

o waar

o niet waar

Toets hoofdstuk 9 bij Bagage – 2/6

19 Men verwacht dat je zelf dingen uitzoekt als je iets wilt weten.

o waar

o niet waar

20 Nederlanders praten in de wachtkamer of openbaar vervoer altijd gezellig met elkaar.

o waar

o niet waar

21 Veel Nederlanders houden werk en privé gescheiden.

o waar

o niet waar

22 Jongens en meisjes gaan naar gemengde scholen.

o waar

o niet waar

23 Een homohuwelijk is voor de wet gelijk aan een heterohuwelijk.

o waar

o niet waar

24 De meeste Nederlanders raken geïrriteerd als er iemand voordringt.

o waar

o niet waar

25 Iedereen krijgt een gelijke beloning voor hetzelfde werk.

o waar

o niet waar

26 Iedereen heeft recht op een gelijke beloning voor hetzelfde werk.

o waar

o niet waar

27 De meeste Nederlanders laten graag zien hoe rijk ze zijn.

o waar

o niet waar

28 De meeste Nederlanders willen niet beter lijken dan een ander.

o waar

o niet waar

Toets hoofdstuk 9 bij Bagage – 3/6

29 De meeste Nederlanders vinden dat mensen die het minder hebben, het zelf maar uit

moeten zoeken.

o waar

o niet waar

30 Er is veel vrijwilligerswerk. Bijvoorbeeld voor ouderen.

o waar

o niet waar

31 Jongeren kunnen voorbehoedsmiddelen kopen zonder toestemming van de ouders.

o waar

o niet waar

32 De meeste Nederlanders vinden dat je zelf je kleding moet kunnen kiezen.

o waar

o niet waar

33 Zoenen op straat is verboden.

o waar

o niet waar

34 Homoseksualiteit is in Nederland verboden.

o waar

o niet waar

35 Discrimineren of uitschelden van homoseksuelen is verboden.

o waar

o niet waar

36 In Nederland is er vrijheid van meningsuiting.

o waar

o niet waar

37 Kinderen zijn mondig en zeggen wat ze denken.

De meeste Nederlanders vinden dat brutaal.

o waar

o niet waar

Toets hoofdstuk 9 bij Bagage – 4/6

38 De meeste Nederlanders vinden een eigen mening belangrijk.

o waar

o niet waar

39 De politie probeert ruzies in de buurt of in het gezin eerst door een gesprek op te lossen.

o waar

o niet waar

40 De meeste Nederlanders willen niet ‘gecommandeerd’ worden.

o waar

o niet waar

41 In Nederland mag je niet discrimineren.

Je kunt een straf of boete krijgen.

o waar

o niet waar

42 Op scholen is slaan verboden.

o waar

o niet waar

43 Mensen mogen hun partners niet slaan of dwingen tot seks.

o waar

o niet waar

44 Eerwraak is verboden.

o waar

o niet waar

45 Wapens dragen zonder vergunning is verboden.

o waar

o niet waar

46 Besnijdenis van meisjes is toegestaan.

o waar

o niet waar

47 Normen en waarden en omgangsregels zijn overal in Nederland hetzelfde.

o waar

o niet waar

Toets hoofdstuk 9 bij Bagage – 5/6

48 Normen en waarden en omgangsregels veranderen.

o waar

o niet waar

Toets hoofdstuk 9 bij Bagage – 6/6

Toets hoofdstuk 10 Politiek

(20 vragen of meer goed = 80% = voldoende)

Zoek het beste antwoord en kruis aan.

1 Wat betekent democratie?

o iedereen moet zich aan de wet houden

o het volk regeert

o de koning moet zich aan de grondwet houden

2 Wat betekent rechtsstaat?

o iedereen moet zich aan de wet houden

o er staat een koning of koningin aan het hoofd van het land

o de koning moet zich aan de grondwet houden

3 De rechterlijke macht van Nederland staat onder de overheid.

o waar

o niet waar

4 Wat betekent koninkrijk?

o iedereen moet zich aan de wet houden

o er staat een koning of koningin aan het hoofd van het land

o de koning moet zich aan de grondwet houden

5 Wat is de grondwet van Nederland?

o de belangrijkste wet van Nederland

o de belangrijkste wet om de grond te verdelen

o de wet met de belangrijkste plichten voor Nederlanders

6 In Nederland mag je niet demonstreren.

o waar

o niet waar

7 In Nederland mag je discrimineren.

o waar

o niet waar

8 In Nederland mag je alles zeggen wat je wilt. Ook als het niet waar is.

o waar

o niet waar

Toets hoofdstuk 10 bij Bagage – 1/4

9 In Nederland heeft iedereen recht op gelijke behandeling.

o waar

o niet waar

10 In Nederland mag je staken voor loonsverhoging.

o waar

o niet waar

11 Wat doet de Tweede Kamer samen met de regering?

o zij kiezen de ministers eens in de vier jaar

o zij maken nieuwe wetten

o zij maken een rijksbegroting voor Prinsjesdag

12 Wat doen de Provinciale Staten samen met de gedeputeerden en de Commissaris van de

Koningin?

o zij controleren of de regering en de Tweede Kamer hun werk goed doen

o zij maken provinciale wetten op het gebied van planologie en milieu

o zij verdelen het geld over de gemeenten in hun provincie

13 Wat doet de gemeenteraad samen met de wethouders en burgemeester?

o zij maken de gemeentelijke wetten en zorgen dat ze worden uitgevoerd

o zij controleren de Provinciale Staten

o zij zorgen voor de inwoners van hun gemeente

14 Wat is de Europese Unie?

o het bestuur van alle landen in Europa

o een samenwerking tussen de meeste landen in Europa

o een samenwerking tussen de 10 belangrijkste landen in Europa

15 In Nederland betaalt men met de:

o euro

o gulden

o dollar

16 Hoe vaak zijn er verkiezingen voor de Tweede Kamer?

o één keer in de drie jaar

o één keer in de vier jaar

o één keer in de vijf jaar

Toets hoofdstuk 10 bij Bagage – 2/4

17 Hoe vaak zijn er verkiezingen voor de EU?

o één keer in de drie jaar

o één keer in de vier jaar

o één keer in de vijf jaar

18 Wanneer heb je het recht om mee te doen met de verkiezingen voor de Tweede Kamer?

o als je vijf jaar in Nederland woont

o als je de Nederlandse nationaliteit hebt

o als je ingeschreven staat in de gemeente

19 In Nederland kan je alleen in de Tweede Kamer komen als je lid bent van een politieke

partij.

o waar

o niet waar

20 Waarom moet iedereen belasting betalen?

o om alle uitgaven van de overheid te betalen

o om alle salarissen van ambtenaren te betalen

o om de gezondheidszorg en het onderwijs te betalen

21 Wat gebeurt er op Prinsjesdag?

o dan worden de plannen van de regering voor volgend jaar bekendgemaakt

o dan is het feest voor alle prinsjes in Nederland

o dan rijdt de koningin met mooi weer in de gouden koets

22 Prinsjesdag is op de:

o tweede zondag in mei

o derde dinsdag in september

o derde zondag in juni

23 De koningin kan besluiten van de regering en Tweede Kamer tegenhouden.

o waar

o niet waar

24 De religie en tradities staan boven de wet.

o waar

o niet waar

Toets hoofdstuk 10 bij Bagage – 3/4

25 Wat is een subsidie?

o de overheid betaalt een deel van de onkosten van particulieren

o de overheid betaalt alle onkosten van particuliere bedrijven

o de overheid betaalt de verzekering van particulieren

Toets hoofdstuk 10 bij Bagage – 4/4

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

评论 (0 个评论)

返回顶部

关于此网站上的Cookie

我们使用 Cookie 来个性化和改善您在我们网站上的使用体验,了解您如何使用本网站和为您提供量身定制的广告或咨询。 如果您继续使用我们的网站,即代表您同意我们使用 Cookie政策。 请访问我们Cookie条款隐私条款,了解最新内容。

接受